Een groep kan maar functioneren als er een organisatie is en elk lid zijn vervult. De structuur van een roedel omvat een strikte rangorde: de leden ervan zijn nooit gelijk maar staan steeds boven of onder de andere. Moest dit niet zo zijn, dan zou tijdens een jachtpartij iedere zijn zin doen en zou de groep, door gebrek aan samenwerking, geen resultaat behalen.
In het wild is rangorde iets soepels dat naargelang de omstandigheden veranderd. Daarom is er hoop voor de mens wiens hond de “macht” heeft overgenomen. Hoewel leiderschap zeer subtiel kan worden gebracht, moet een alfahond sommige niet al te onderdanige exemplaren op onzachtzinnige wijze laten voelen wie de baas is.

Onderdanige honden en pups laten vaak een plasje als ze een hoger geplaatste begroeten. Met dit geursignaal geven ze aan dat ze ongevaarlijk zijn. Omdat honden een andere ambitie hebben dan mensen, blijven hun pogingen om de macht over te nemen vaak onopgemerkt tot het te laat is.